skip to Main Content

RIDDER ZONDER VREES OF BLAAM
Uitstekende biografie van George Maduro

(Dit artikel is eerder gepubliceerd in het “Antilliaans dagblad”van 4 oktober 2016).

Curacao komt in Den Haag soms onverwachts om de hoek kijken. Verscholen in de nok van de Centrale Bibliotheek van Den Haag is daar plotseling de Collectie Antilliana met Curacaose schrijvers. En in het Javaans restaurant aan de Amsterdamse Veerkade lijkt de smaak van de pasteitjes verrassend veel op die van Curacaose pastechi’s. En er is een monument voor een Curacaose oorlogsheld vermomd als toeristische attractie.

In de voorbeeldige biografie “Ridder zonder vrees of blaam, het leven van George Maduro 1916-1945” van Kathleen Brandt-Carey wordt duidelijk hoe het noodlot Maduro achtervolgde. Als hij niet was ingeloot voor militaire dienst, dan had hij zijn studie tijdig kunnen afronden, en voor de Duitse bezetting kunnen terugkeren naar Curaçao. Als de door zijn vader voorgestelde gevangenenruil niet op het laatste moment was afgeketst, dan was hij in vrijheid gesteld in ruil voor het Duits echtpaar Meissner dat op Bonaire was gedetineerd. En als het Amerikaanse leger elf weken eerder Dachau hadden kunnen bevrijden, dan had hij het er levend vanaf gebracht. Het noodlot sloeg toe, maar maakte van hem ook een held. “When the going gets tough, the tough get going”.

Brandt-Carey is buitengewoon goed geïnformeerd en zij weet Maduro tot leven te brengen in deze biografie. Daarbij zal zeker een rol hebben gespeeld dat haar aangetrouwde tante Vivienne een volle nicht is van George Maduro. Zij beschrijft minutieus zijn leven, geeft hem een stem, laat ons in zijn ziel kijken en gaat uitgebreid in op wat anderen van hem vinden.

Bijvoorbeeld Baranowski, een medegevangene van Maduro in Dachau en overlevende van dit concentratiekamp, die in een brief gedateerd 7 augustus 1947 aan de ouders van George Maduro, hun zoon als volgt beschrijft: “Hij was een ridder zonder vrees of blaam die met een glimlach op zijn gezicht de “doornen en distels”van het kampleven heeft verdragen”.

Bij de door Madurodam georganiseerde herdenking op 15 juli jl. van de honderdste geboortedag van deze held, overhandigde Kathleen Brandt-Carey haar biografie aan George Maduro Alvarez Correa, een neef van George Maduro. Het schaalmodel van Scharlooweg 55 bij de entree van Madurodam is een subtiele verwijzing naar waar het allemaal is begonnen. Tegelijkertijd verwijst Madurodam ook naar het droevig einde van het leven van George Maduro. Zijn ouders Joshua “Jossy” Maduro en Rebecca “Beca” Levy schonken immers het beginkapitaal van Madurodam, ter blijvende nagedachtenis aan hun in Dachau overleden zoon. Een mini Taj Mahal zonder zijn lichaam.

Naast Madurodam zijn er nog minstens twee plekken die herinneren aan de Curacaose oorlogsheld George Maduro namelijk Villa Leeuwenburg bij Rijswijk en het Oranjehotel in Scheveningen.


VILLA LEEUWENBURG

Wat opvalt in de biografie van George Maduro is dat alles er op gericht was dat hij, als beoogde voorzitter van de handelsfirma S.E.L. Maduro & Sons, een grondige opleiding zou krijgen. Kosten noch moeite werden daarbij gespaard. Toen George Maduro naar Nederland ging om zijn middelbare school te doorlopen, verhuisde het gehele gezin naar Nederland. Aangezien George Maduro in Den Haag naar de middelbare school ging, betrokken zijn ouders een rijtjeshuis in de Bankastraat in Den Haag.

De overstap van het majestueuze stadspaleis in de stijl van Palladio aan de Scharlooweg naar een sober rijtjeshuis in Den Haag bleek te groot voor de moeder van George en zij kreeg last van depressies. De ouders verhuisden daarop naar Parijs, zodat ze toch in de buurt bleven. George Maduro werd ondergebracht bij de bevriende gepensioneerde admiraal Carl Aronstein die woonde in de Malakkastraat 123 in Den Haag. De ouders gaven strikte instructies over de samenstelling van zijn gerechten, maar opvallend genoeg geen aanwijzingen voor zijn religieuze opvoeding.

Na het succesvol doorlopen van zijn middelbare school ging George Maduro in 1934 rechten studeren in Leiden. Tijdens zijn studietijd werd Maduro ingeloot om zijn dienstplicht te vervullen. Hij werd tot zijn genoegen toegelaten tot de elitaire cavalerie wat uitgesloten was voor het gewone voetvolk. De omstandigheden in de kazerne waren Spartaans. De toiletten bevonden zich aan de zijkant van de kazerne en waren net als in de Romeinse tijd verbonden door een goot waar water doorheen stroomde, maar in tegenstelling tot de Romeinen boden de latrines noch beschutting tegen het weer noch bescherming van privacy. Niet alleen de toiletten waren niet meer van deze tijd, maar ook de cavalerie was in de moderne krijgskunde volstrekt achterhaald. Ruiters met getrokken sabels waren natuurlijk makkelijk kanonnenvoer voor moderne tanks. Bij Koninklijk Besluit nummer 30 van 21 november 1939 werd hij benoemd tot reserve-tweede luitenant bij de Cavalerie.

Bijna een half jaar later sloeg het noodlot toe en maakte hem voor altijd een held. Want met de inval in Nederland van de Duitsers op 10 mei 1940, vond onder zijn leiding een heldhaftige en slimme aanval plaats op Villa Leeuwenburg in Rijswijk die bezet werd door Duitse parachutisten.

Hiervoor werd hem op 9 mei 1946 postuum de buitengewoon prestigieuze Militaire Willems- Orde toegekend met als overweging: “Heeft zich in den strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden, door op 10 Mei 1940 als Commandant van een peloton jonge soldaten met veel beleid en op eigen initiatief de overmeestering te ontwerpen en voor te bereiden van de achter de Vliet bij RIJSWIJK door den vijand bezette villa “Leeuwenburg” (Dorrepaal). Met zeer veel moed aan het hoofd van twee groepen de onder vijandelijk mitrailleurvuur liggende brug over de Vliet overschreden, den aanval op het versterkte steunpunt (Villa “Leeuwenburg”) persoonlijk geleid en bij den stormaanval als eerste binnengedrongen, het verzet aldaar gebroken en de bezetting krijgsgevangen gemaakt.”


ORANJEHOTEL

Na de capitulatie van Nederland op 15 mei 1940 werd George Maduro korte tijd als krijgsgevangene opgesloten in de gevangenis van Scheveningen, bijgenaamd het Oranjehotel. Na zijn vrijlating in augustus 1940 hervatte hij zijn rechtenstudie. Afronding van zijn studie werd bemoeilijkt door de sluiting van de universiteit. Dit gebeurde als straf van de Duitse bezetters voor de vlammende rede die de Leidse professor Cleveringa op 25 november 1940 had gehouden waarin hij protesteerde tegen het ontslag van zijn Joodse collega’s.
Met de toenemende Jodenvervolging dook hij onder in Den Haag. Aangezien het vanaf april 1941 tijdelijk weer mogelijk was om tentamens en examens af te leggen aan de Leidse universiteit, verliet George Maduro zijn onderduikadres in Den Haag, en ging hij terug naar zijn studentenkamer aan de Stille Rijn 11, waar hij prompt op 31 mei 1941 werd gearresteerd en opgesloten werd in een speciale afdeling van het Oranjehotel.

Van juni tot november 1941 kreeg hij strikte eenzame opsluiting, mocht niet schrijven, niet luchten, niet lezen en niemand mocht hem spreken. De gevangenisdominee Bos sprak clandestien vrijwel dagelijks met hem. De biografe onthult dat onder invloed van deze dominee, Maduro zich aangetrokken voelde tot de Nederlandse Hervormde Kerk.
Na meer dan een half jaar gevangen gezeten te hebben in de hel van het Oranjehotel werd hij op 15 december 1941 vrijgelaten. Toen enkele maanden later, namelijk op 3 mei 1942, de verordening van kracht werd dat elke Jood die zich in het openbaar vertoonde een Jodenster moest dragen, weigerde hij deze verordening na te leven. Zijn vriend Christiaan Winkel regelde toen via zijn ondergrondse contacten een vals persoonsbewijs voor hem, onder de naam Gerard Matze.

Op 23 juni 1943, ondernam hij na bijna anderhalf jaar een ondergronds leven geleid te hebben, een vluchtpoging naar Engeland via Spanje. Vanaf Antwerpen reisde hij met zijn trouwe vriend Oncko Wttewaal van Stoetweg naar Brussel en van daaruit naar Frankrijk met de trein. Maar het noodlot sloeg weer toe, want op 4 september 1943 werden zij in Charleville (Frankrijk) opgepakt door de Gestapo en gevangen gezet in de burgergevangenis Lerchesflur in Saarbrücken, Duitsland. Bij het bombardement op 11 mei 1944 om zeven uur ’s avonds van deze gevangenis door de geallieerden, had hij kunnen ontsnappen toen de gevangenis getroffen werd door vijf voltreffers. Maar als een echte held gaf hij er de voorkeur aan om twee Poolse medegevangenen onder het puin vandaan te halen. De oppercipier vertelde hem dat als hij Duitsers had uitgegraven dan zou hij zeker een lintje gekregen hebben. Opnieuw dus een heldendaad van George Maduro, wat naar mijn weten, niet breed bekend is.

Na veertien maanden gevangen gezeten te hebben in Saarbrücken werd hij op 14 november 1944 gedeporteerd naar concentratiekamp Dachau, waar hij op 8 februari 1945 op 28-jarige leeftijd overleed aan vlektyfus, vlak voordat het kamp op 29 april 1945 werd bevrijd door de Amerikanen. De biografe onthult dat George Maduro niet op 9 februari is overleden, zoals algemeen wordt aangenomen, maar op 8 februari.

ACCEPTATIE

Dat er in de twintigste eeuw concentratiekampen zoals Dachau waren die gericht waren op de totale vernietiging van het Joodse volk, was een vreemde wending in de geschiedenis van het Joodse volk. In de vijfdelige BBC-serie “The Story of the Jews” van Schama schetst deze Britse historicus juist het optimisme in Joodse kringen aan het eind van de negentiende eeuw. Want in 1871 was in alle West-Europese landen de juridische gelijkstelling van Joden bij wet geregeld. Dit neemt niet weg dat de feitelijke gelijkstelling en acceptatie van Joden nog lang niet gerealiseerd was. Het antisemitisme bleef virulent aanwezig.

Schama gaat in de tv-serie uitgebreid in op de veroordeling op 15 oktober 1894 van de JoodsFranse officier Alfred Dreyfus (18591935) die er valselijk van beschuldigd werd een spion voor Duitsland te zijn. Dreyfus werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf en hij werd publiekelijk vernederd toen hij ten overstaan van iedereen uit het leger werd gezet. Het was de Franse schrijver Emile Zola (1840-1902) die in zijn beroemde open brief “J’accuse” van 13 januari 1898 aan de toenmalige Franse president Félix Faure naar voren bracht dat Dreyfus onschuldig was en dat hij enkel en alleen veroordeeld was omdat hij Jood was. Pas in 1903 werd Dreyfus gerehabiliteerd en mocht hij terugkeren in het leger.

Al met al was maatschappelijke acceptatie van de Joden in West-Europa dus geen vanzelfsprekendheid. Dit komt ook terug in deze biografie.
Naast het noodlot is een rode draad in deze biografie de voortdurende worsteling van George Maduro met zijn maatschappelijke acceptatie. Hij koos Leiden omdat hij bij Sociëteit Minerva in Leiden meer geaccepteerd zou worden als lid dan in Amsterdam. Hij was verguld dat hij geaccepteerd werd bij de elitaire cavalerie. Natuurlijk was hij zeer teleurgesteld dat hij zich niet mocht verloven met zijn geliefde omdat haar vader tegen rassenmenging was, en daarom niet wenste dat zijn dochter trouwde met een Jood. Maar de ultieme maatschappelijke verwerping was natuurlijk de Holocaust.
Maar de Holocaust heeft hem er niet onder gekregen, want deze Curacaose oorlogsheld heeft nu een dubbel monument, namelijk Madurodam en deze imposante biografie. En dat heeft hij dubbel en dwars verdiend.

Back To Top