skip to Main Content

IN MEMORIAM NOBELPRIJSWINNAAR MARIO VARGAS LLOSA

(Een eerdere versie van dit artikel is gepubliceerd in het Antilliaans Dagblad van 26 april 2025)

Met het heengaan van Mario Vargas Llosa (1936–2025) is ons, na het overlijden van Gabriel García Márquez (1927–2014) en Carlos Fuentes (1928–2012), opnieuw een van de giganten van de Latijns-Amerikaanse literatuur ontvallen. Ik draag mijn stilte op aan jou (2023) is de titel van zijn laatstverschenen roman. Natuurlijk is het niet zo dat met zijn heengaan deze Peruaanse auteur een stilte achterlaat. Hij laat een indrukwekkend literair oeuvre na, met minimaal vijf meesterwerken.

De eerste meesterwerken

Een van die meesterwerken is de in 1963 verschenen roman De stad en de honden. Een semi-autobiografisch verhaal over de stalen discipline, zeg maar gerust kadaverdiscipline, op de kadettenschool Academia Militar Leoncio Prado waar hij op veertienjarige leeftijd op last van zijn vader heen moest. Die vader was fel tegen het schrijverschap; hij vond schrijvers slappelingen. Ironisch genoeg schonk juist deze meedogenloze militaire academie Vargas Llosa zijn eerste roman.

Een kroeg, genaamd De Kathedraal vanwege zijn hoge plafond en indrukwekkende deuren, is het decor van het tweede meesterwerk, Gesprek in De Kathedraal (1969). De opening van de roman is magistraal. Santiago Zavala, het alter ego van Vargas Llosa, vraagt zich af op welk moment Peru de verkeerde afslag heeft genomen. Gaandeweg blijkt dat er niet één moment is aan te wijzen. De roman ontwikkelt zich via een gesprek tussen Santiago en Ambrosio, voormalig chauffeur en geliefde van Santiago’s vader. Het boek biedt een ontluisterend beeld van Peru onder de dictatuur van generaal Odria (1948–1956).

Dictatuur en geweld

Een autoritair geregeerde samenleving staat ook centraal in Het feest van de bok (2000), over de moord op de Dominicaanse dictator Rafael Trujillo (1891–1961). De roman kent drie verhaallijnen: (1) de aanloop naar de moord op 30 mei 1961, (2) het levensverhaal van Trujillo zelf, inclusief de moord op duizenden Haïtianen in 1937, en (3) het relaas van Urania Cabral, die als jong meisje door Trujillo werd verkracht. De Spaanstalige titel, La fiesta del Chivo, verwijst naar de merengue Mataron al Chivo, een lied over Trujillo’s dood.

Luchtiger werk

Vargas Llosa kon ook humoristisch schrijven, zoals in Tante Julia en meneer de schrijver (1977). Deze roman speelt zich af in de jaren vijftig, een tijd waarin radio het dominante medium was — vergelijkbaar met Radio Days (1987) van Woody Allen. Hoofdpersoon Mario werkt bij een radiostation, ontmoet daar Pedro Camacho die bizarre hoorspelen schrijft, en wordt verliefd op zijn aangetrouwde tante Julia, met wie hij uiteindelijk trouwt. De roman is deels autobiografisch: ook Vargas Llosa trouwde op jonge leeftijd met zijn aangetrouwde tante.

Even vermakelijk is Pantaléon (1973), waarin kapitein Pantaléon Pantoja in het oerwoud een bordeel runt voor het leger. Hij probeert dit verborgen te houden voor zijn vrouw, maar wordt verliefd op de prostituee Olga, bijgenaamd La Brasileña. Als zij wordt vermoord door inheemsen, keert hij terug naar zijn vrouw. Vargas Llosa kende deze wereld goed; als jonge journalist schreef hij er reportages over voor de Peruaanse krant La Crónica.

Dalen in het oeuvre

Niet al zijn werk bereikte dit hoge niveau. Zo stelt De oorlog van het einde van de wereld (1981) teleur. Deze roman, gebaseerd op de opstand in Canudos (Brazilië, 1897), waarschuwt voor religieus fanatisme. Hoofdpersoon is Antonio Conselheiro, die zijn volgelingen oproept geen belasting te betalen. Hoewel indrukwekkend in opzet, mist de roman de literaire kracht van zijn andere meesterwerken.

Ook Ik draag mijn stilte op aan jou (2023) weet niet volledig te overtuigen. De roman volgt Toño Azpilcueta, een excentrieke intellectueel die de achtergrond onderzoekt van een overleden gitarist. De roman is deels fictie, deels een ode aan de Peruaanse volksmuziek, maar mist de scherpte van zijn eerdere werk.

Politieke betrokkenheid

Mario Vargas Llosa werd op 13 april 2025 geboren in Arequipa, Peru. Pas op zijn tiende leerde hij zijn vader kennen — tot dan toe werd hem verteld dat zijn vader overleden was. In 2010, op 74-jarige leeftijd, ontving hij de Nobelprijs voor Literatuur “voor de wijze waarop hij machtsstructuren in kaart brengt en zijn indringende beelden van individueel verzet, opstand en nederlaag”.

Naast schrijver was Vargas Llosa ook politiek actief. Aanvankelijk sympathiseerde hij met de Cubaanse revolutie, maar distantieerde zich later van het Castro-regime. In 1990 stelde hij zich kandidaat voor de Peruaanse presidentsverkiezingen met een neoliberaal programma, maar verloor van Fujimori. Daarna vestigde hij zich in Spanje en werd in 2011 in de adelstand verheven. Uiteindelijk keerde hij terug naar Peru, waar hij overleed in zijn huis aan zee — het huis dat hij deelde met zijn nicht Patricia, zijn echtgenote van vijftig jaar. Hij verliet haar in 2015 voor Isabel Preysler, wat uitmondde in een publieke rel. Zijn laatste roman droeg hij op aan Patricia.

Actueler dan ooit

Wat Mario Vargas Llosa zo actueel maakt, is zijn vermogen om in zijn romans te laten zien hoe samenlevingen zich kunnen plooien naar bruut dictatuurgeweld. In een tijd waarin democratieën wereldwijd onder druk staan, blijft zijn werk van onverminderde relevantie.

Back To Top