skip to Main Content

CURAÇAO ALS KNOOPPUNT IN DE HANDEL MET LATIJNS AMERIKA.
DE WEERBARSTIGE LATIJNS AMERIKAANSE REALITEIT.
(Dit artikel is eerder gepubliceerd in het “Antilliaans Dagblad” van 14 mei 2016)

Een generaal die na een eclatante militaire overwinning door zijn legerleiding werd geëxecuteerd. Generaal Piar dus. Een afgezant die discreet de Colombiaanse regering moest polsen over samenwerking, maar die tijdens deze verkenning dusdanig uitspraken deed dat de wereldpers haalden. De Quartel dus. Een Koning die dacht dat het graven van een kanaal in de tropische oerwouden van Midden-Amerika te vergelijken was met het aanleggen van een waterweg tussen Den Bosch en Maastricht. Koning Willem I dus. Een Nederlander die in Bogotá overleed tijdens het duelleren, maar die niet begraven kon worden, want als hij een protestant was dan was hij een ketter en als hij een katholiek was, dan was hij in doodzonde overleden.

Consul-generaal De Steurs dus. Het recent verschenen “Groot-Nederland & Groot-Colombia 1815-1830. De droom van Willem I” van Sytze van der Veen is een aaneenrijging van dit soort bizarre verhalen, die waar gebeurd zijn. Gabriel Garcia Márquez had het niet gekker kunnen verzinnen.

Masterplan

Toen Koning Willem I (Den Haag, 1772-Berlijn, 1843) ruim twee eeuwen geleden als Koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit het huidige Nederland, België en Luxemburg, op 16 maart 1815, werd gekroond ontwikkelde hij grootse plannen voor Curaçao. Dit eiland moest een “hub” worden voor de handel van Nederland met Latijns Amerika. Exportproducten van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, zoals kaas en jenever, moesten via dit eiland geëxporteerd worden naar Midden- en Zuid-Amerika, en niet nader gespecificeerde exportproducten uit Midden- en Zuid-Amerika moesten via Curaçao hun weg vinden naar het moederland. De verwachte economische bloei zou de chronische malaise van de kolonie verhelpen en het bevrijden van de jaarlijkse tekorten.

Met de hem kenmerkende voortvarendheid ging Koning Willem I aan de slag. Als eerste stap in het masterplan moesten de fortificaties op Curaçao worden versterkt. In 1825 kreeg luitenant-generaal Cornelis Kraijenhoff, die tien jaar voortreffelijk leiding had gegeven aan de bouw van een reeks forten aan de grens met Noord-Frankrijk, opdracht om een plan te maken voor Curaçao. In 1826 werd reeds begonnen met de bouw van de twee forten aan de weerszijden van de Annabaai. De tweede stap in het Masterplan was dat de verbinding van het moederland met Curaçao verbeterd moest worden. Koning Willem I investeerde daarom in een stoomschip. In 1827 stak het tot “Curaçao” omgedoopte stoomschip als eerste schip met uitsluitend stoomkracht de Atlantische Oceaan over en arriveerde op Curaçao. Het afschaffen van de in- en uitvoerrechten voor de haven van Curaçao was de derde stap in het Masterplan. Dit werd geregeld bij Koninklijk Besluit van 1 januari 1827.

Het was een prachtig plan. Alleen de “timing” was ongelukkig, want Latijns Amerika werd in die tijd geteisterd door binnenlandse oorlogen. Niet bepaald een gelukkig moment om jenever en kaas te gaan verkopen.

Een generaal die na een eclatante militaire overwinning door zijn legerleiding werd geëxecuteerd. Generaal Piar dus. Een afgezant die discreet de Colombiaanse regering moest polsen over samenwerking, maar die tijdens deze verkenning dusdanig uitspraken deed dat de wereldpers haalden. De Quartel dus. Een Koning die dacht dat het graven van een kanaal in de tropische oerwouden van Midden-Amerika te vergelijken was met het aanleggen van een waterweg tussen Den Bosch en Maastricht. Koning Willem I dus. Een Nederlander die in Bogotá overleed tijdens het duelleren, maar die niet begraven kon worden, want als hij een protestant was dan was hij een ketter an als hij een katholiek was, dan was hij in doodzonde overleden.

Consul-generaal De Steurs dus. Het recent verschenen “Groot-Nederland & Groot-Colombia 1815-1830. De droom van Willem I van Sytze van der Veen is een aaneenrijging van dit soort bizarre verhalen, die waar gebeurd zijn. Gabriel Garcia Márquez had het niet gekker kunnen verzinnen.

Piar

Enkele jaren nadat Koning Willem I was geïnstalleerd als Koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, riep Simón Bolívar (Caracas,1783-Santa Martha, 1830), op 17 december 1819 de onafhankelijkheid uit van Groot-Colombia bestaande uit het huidige Colombia, Panama, Venezuela en Ecuador.

Het was Generaal Manuel Piar (Curaçao, 1774-Angostura, 1817) die het fundament legde voor de succesvolle bevrijding van Groot-Colombia van de Spanjaarden. Terwijl Simón Bolívar steeds zijn geboorteplaats Caracas wou veroveren, wat steeds mislukte omdat er een sterk Spaans leger gevestigd was in de hoofdstad, koos Generaal Piar er voor om een bruggenhoofd te hebben in Oost-Venezuela. Hij veroverde in juli 1817 de belangrijke stad Angostura in Oost-Venezuela. Vanuit Angostura trok Simón Bolívar over de vlakten van Venezuela en het Andesgebergte naar Bogotá, waar op 7 augustus 1819 de beslissende slag van Boyacá plaatsvond. Caracas was met deze overwinning omsingeld.

Een maand na zijn verovering van Angostura werd Generaal Piar op bevel van Simón Bolívar geëxecuteerd. Formeel was de aanklacht insubordinatie. Hij zou geweigerd hebben opdrachten van Simón Bolívar op te volgen, omdat hij het militair inzicht van de bevelhebber niet deelde. Naar verluidt zou Simón Bolivar toen hij de schoten hoorde van de executie, gezegd hebben: “He derramado mi propia sangre” (“Ik heb mijn eigen bloed vergoten”).

Sytze van der Veen suggereert dat, naast subordinatie, ook huidskleur een rol speelde bij de executie van Generaal Piar. Generaal Piar was de hoogste kleurling in het bevrijdingsleger. Met zijn executie onderstreepte Simón Bolívar dat de leiding bij de bevrijding berustte bij de blanke bovenlaag. Simón Bolívar zou bevreesd zijn voor pardocratie dat wil zeggen dat de pardo’s, de kleurlingen dus, de macht zouden krijgen in het bevrijde Groot-Colombia.

Enkele jaren nadat Koning Willem I was geïnstalleerd als Koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, riep Simón Bolívar (Caracas,1783-Santa Martha, 1830), op 17 december 1819 de onafhankelijkheid uit van Groot-Colombia bestaande uit het huidige Colombia, Panama, Venezuela en Ecuador.

Het was Generaal Manuel Piar (Curaçao, 1774-Angostura, 1817) die het fundament legde voor de succesvolle bevrijding van Groot-Colombia van de Spanjaarden. Terwijl Simón Bolívar steeds zijn geboorteplaats Caracas wou veroveren, wat steeds mislukte omdat er een sterk Spaans leger gevestigd was in de hoofdstad, koos Generaal Piar er voor om een bruggenhoofd te hebben in Oost-Venezuela. Hij veroverde in juli 1817 de belangrijke stad Angostura in Oost-Venezuela. Vanuit Angostura trok Simón Bolívar over de vlakten van Venezuela en het Andesgebergte naar Bogotá, waar op 7 augustus 1819 de beslissende slag van Boyacá plaatsvond. Caracas was met deze overwinning omsingeld.

Een maand na zijn verovering van Angostura werd Generaal Piar op bevel van Simón Bolívar geëxecuteerd. Formeel was de aanklacht insubordinatie. Hij zou geweigerd hebben opdrachten van Simón Bolívar op te volgen, omdat hij het militair inzicht van de bevelhebber niet deelde. Naar verluidt zou Simón Bolivar toen hij de schoten hoorde van de executie, gezegd hebben: “He derramado mi propia sangre” (“Ik heb mijn eigen bloed vergoten”).

Sytze van der Veen suggereert dat, naast subordinatie, ook huidskleur een rol speelde bij de executie van Generaal Piar. Generaal Piar was de hoogste kleurling in het bevrijdingsleger. Met zijn executie onderstreepte Simón Bolívar dat de leiding bij de bevrijding berustte bij de blanke bovenlaag. Simón Bolívar zou bevreesd zijn voor pardocratie dat wil zeggen dat de pardo’s, de kleurlingen dus, de macht zouden krijgen in het bevrijde Groot-Colombia.

De Quartel

Als zijn plannen ook maar enige kans van slagen moesten hebben, dan moest Koning Willem I Groot-Colombia erkennen als onafhankelijke republiek, maar juist dat was moeilijk, want de Grote Alliantie bestaande uit de overwinnaars van Napoleon bij de Slag van Waterloo (Engeland, Oostenrijk, Pruisen, Rusland), wilden onder aanvoering van Rusland, die de Spaanse zaak van harte nam, niets weten van erkenning van Groot-Colombia.

Curaçao speelde een belangrijke rol bij het omzeilen van dit diplomatieke dilemma. Er werd besloten om een verkenner te sturen naar Groot-Colombia om te peilen wat de regering vond van Nederlandse consulaten in dat land. Deze verkenner ging uitdrukkelijk niet als afgezant van Koning Willem I naar Bogotá, maar als vertegenwoordiger van het koloniaal bestuur in Willemstad, zodat de Grote Alliantie daar geen kritiek op kon hebben.

Hendrik de Quartel (Rotterdam,1782-Den Haag, 1863), een verre voorvader van mij, werd geselecteerd voor deze eervolle opdracht. In mei 1824 reisde hij af naar Bogotá. Daar stak hij de loftrompet over Bolívar, wiens heldenmoed de ketenen van zijn medeburgers had verbroken en wiens wijsheid niet onderdeed voor Koning Salomo.

Deze woorden van De Quartel werden beschreven in een lovend artikel in “El Constitucional de Bogotá” en werden groot nieuws in Europa toen ze werden overgenomen door verscheidene Europese kranten. De lofzang van De Quartel resoneerde tot in Madrid, Lissabon, Parijs, Wenen en zelfs Moskou. Kort daarna, namelijk in 1825 hield de Grote Alliantie feitelijk op te bestaan en was de erkenning van Groot-Colombia geen issue meer.

Kanaal

In januari 1828 kwam het plan op bij Koning Willem I om een kanaal te graven door Midden-Amerika. Een dergelijk inter-oceanisch kanaal zou de scheepvaart doen toenemen en de positie van Curaçao als handelscentrum in belang doen toenemen. Het zou dus zijn Masterplan versterken.

Over de technische aspecten van het graven van het Panamakanaal maakte de Koning zich geen zorgen. Bij het realiseren van dit plan was de Koning geïnspireerd door de succesvolle Zuid-Willemsvaart, het kanaal tussen Den Bosch en Maastricht, dat in zijn opdracht was gerealiseerd. Veel later moest Ferdinand De Lesseps die eerder succesvol was geweest bij het graven van het Suezkanaal, in 1882 zijn pogingen opgeven om in Panama een kanaal te graven, toen zijn werknemers massaal bezweken aan gele koorts en malaria.

Voor de commerciële aspecten van het graven van dit kanaal trof de Koning een aparte voorziening. Hij richtte in 1828 een nieuwe maatschappij op: de Westindische Maatschappij. Hij was ervan overtuigd dat het graven van het Panamakanaal een rendabele onderneming was. De kosten zouden niet opwegen tegen de baten, maar de investeerders waren er niet zo van overtuigd. Toen de aandelenemissie van de Westindische Maatschappij door gebrek aan belangstelling dreigde te mislukken, kocht de Koning zelf het merendeel van de aandelen voor het formidabele bedrag van 3,7 miljoen gulden.

Na de oprichting van de Westindische Maatschappij handel richtte de Nederlandse Handels Maatschappij zich volledig op Oost-Indië. Multatuli zou later de praktijken van de NHM hekelen in zijn magistrale “Max Davelaar, of de koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappij” (1860).

1830

In 1830 vielen de grootse plannen voor het graven van een Panamakanaal in het water. Koning Willem I kwam in dat jaar in zwaar weer terecht toen België zich afscheidde en de Grote Alliantie hem niet militair bijstond toen hij wou ingrijpen. Ook Simón Bolívar kwam in dat zelfde jaar in moeilijkheden toen Groot-Colombia uit elkaar viel, in Colombia, Venezuela en Ecuador. Op 6 mei 1830 riep Venezuela zijn onafhankelijkheid uit. Een week later volgde Ecuador.

Gabriel García Márquez beschrijft in “El general en su laberinto” (1989) op indringende wijze deze laatste fase in het leven van Simón Bolívar. Een levensfase waarin wanhoop over het uiteenvallen van Groot-Colombia, een slopende longziekte (tuberculose) en de sluipende dood het wonnen van liefde, gezondheid en het leven. Op 17 december 1830 overleed Simón Bolívar als een diep teleurgesteld man in Santa Martha aan de Caribische kust van Colombia.

Ook Koning Willem I verging het niet beter in zijn laatste levensfase. Na het uiteenvallen van Groot-Nederland in 1830 en de inperking van zijn macht in 1840, stierf hij net als Simón Bolívar als een verbitterd man. Na zijn troonsafstand op 7 oktober 1840, vertrok hij de maand daarop naar Berlijn, waar hij op 12 december 1843 overleed. Het stoomschip “Curaçao” bracht zijn stoffelijk overschot naar Nederland.

Achteraf bezien was het plan van Koning Willem I zo gek nog niet om Curaçao het knooppunt te maken van de handel van Nederland met Latijns Amerika. Een paar jaar geleden wierp Aruba zich op als “Gateway to the Americas” voor het Nederlandse bedrijfsleven.

En toen in 1914 het Panamakanaal was gerealiseerd, was dit een van de redenen waarom de Shell zich vestigde op Curaçao. Ondertussen bleef Curaçao in de gehele negentiende eeuw in diepe armoede gehuld. Pas de twintigste eeuw werd een Gouden Eeuw voor Curaçao, zoals beschreven in mijn gelijknamig essay uit 2004.

Duel

Sytze van der Veen heeft zich bij het schrijven van “Groot-Nederland & Groot-Colombia 1815-1830. De droom van Willem I” uitvoerig en voorbeeldig gedocumenteerd. De persoonlijke geschiedenissen van de verschillende hoofdfiguren zorgen voor een mooie inkleuring.

Zo is er het verhaal van de Nederlandse consul-generaal De Steurs in Colombia die na een woordenwisseling tijdens een bal op 28 oktober 1827 ter gelegenheid van de naamdag van Simón Bolívar, een uitnodiging aanvaardde om op 30 oktober 1827 te gaan duelleren met zijn tegenstander. Het duel liep fataal voor hem af, maar begraven ging moeilijk want als hij protestant was dan was hij een ketter, en als hij katholiek was dan was hij in een staat van doodzonde overleden.

Door tussenkomst van Bolívar gaf de aartsbisschop van Bogotá toestemming om De Steurs te begraven op 1 november 1827 op een nieuwe begraafplaats aan de rand van de stad. Toen een paar dagen na zijn begrafenis, namelijk op 18 november 1827, Bogotá getroffen werd door een sterke aardbeving waarbij de koepel van een kerk instortte, zag iedereen dat als een teken dat God niet met zich liet sollen.

En dan is er nog Jacobo Nicolaas Jan Elout, de homoseksuele zoon van de Nederlandse minister van Koloniën en Marine die zich in het bepaald niet homovriendelijke Latijns Amerika steeds in de nesten werkte met zijn seksuele geaardheid. De Koning ontsloeg hem na het zoveelste incident, maar kwam met het oog op de buitengewone verdiensten van zijn vader, daarop terug en verleende hem toch eervol ontslag.

Verwevenheid

Wat bijblijft na het lezen van het schitterende “Groot-Nederland & Groot-Colombia 1815-1830. De droom van Willem I” is de verwevenheid van Curaçao met Venezuela en Colombia met Generaal Manuel Piar, Admiraal Luis Brion, Simón Bolivar (die als balling op Curaçao vertoefde), de olieraffinaderij en tot de Tweede Wereldoorlog het prestigieuze Colegio del Sagrado Corazón (Habaai) waar de dochters van gegoede families uit Venezuela en Colombia studeerden.

Mijn grootvader Jacobo Palm (Curaçao, 1887-Curaçao, 1982) was van 1919 tot 1940 als muziekdocent verbonden aan dit instituut. Een anekdote uit mijn familiegeschiedenis tot besluit. Nadat Panama zich in 1903 afscheidde van Colombia toen de Colombiaanse regering geen medewerking verleende aan de Amerikaanse regering om een kanaal te graven, werd op Curaçao het huis van mijn overgrootvader Chris Snijders ( Curaçao, 1856- Curaçao, 1930) die als kapitein regelmatig op Cartagena voer, bekogeld met stenen door passagierende Amerikaanse matrozen omdat dit huis “Gran Colombia” droeg.

Back To Top