IN MEMORIAM GABRIEL GARCÍA MÁRQUEZ
door Walter Palm
Dit “In memoriam” is eerder gepubliceerd in het “Antilliaans dagblad” van 22 april 2014.
Gabriel García Márquez groeide op bij zijn grootouders. In zijn kinderjaren sliep hij in de slaapkamer van zijn overleden tante. Toen hij op een avond niet kon slapen van het gesnurk in zijn kamer en zich daarover beklaagde bij zijn grootvader, antwoordde zijn grootvader dat de overleden tante altijd snurkte. Het is deze werkelijkheid die zo adembenemend beschreven wordt in de romans van Gabriel García Márquez die op Witte Donderdag, op 17 april 2014, is overleden in Mexico.
Het is dezelfde werkelijkheid van Papa Doc die er heilig van overtuigd was dat zijn tegenstanders zich vermomd hadden als straathonden en vervolgens liet hij daarom alle straathonden doodschieten. Het is de vanzelfsprekendheid van Frits Ruprecht in “Mijn zuster de negerin” (1935) van Cola Debrot, als hij de voormalige slaapkamer van zijn ouders binnen wil gaan “was het of iemand of iets met gloeiende ogen uit de duisternis een sprong naar hem terugmaakte, hem bij de schouders greep, hem in de oren gilde”.
Hieronder volgt een summiere chronologische beschrijving van het leven en werk Van Gabriel García Márquez. Tijdens zijn leven publiceerde hij negen romans, twee novelles en een groot aantal verhalen. Zijn twee bekendste romans zijn “Honderd jaar eenzaamheid” en “Liefde in tijden van cholera”.
Beginfase
Gabriel García Márquez werd op 6 maart 1927 geboren aan de Caribische kust van Colombia in Aracata. Dit straatarme Colombiaanse dorp aan de voet van het Andesgebergte, diende later onder de naam Macondo als decor in een aantal van zijn romans, vergelijkbaar dus met Yoknapatawpha County in het werk van William Faulkner.
De verhalen die Gabriel García Márquez hoorde toen hij tot zijn achtste opgroeide bij zijn grootouders waren een rijke en onuitputtelijke bron van inspiratie voor hem. Zijn grootvader had gevochten in de oorlog van Duizend Dagen en stond model voor de kolonel die tevergeefs wachtte op zijn veteranenpensioen in de novelle “De kolonel krijgt nooit post” in 1961.
Een strijdmakker van zijn grootvader inspireerde Gabriel García Márquez tot de onsterfelijke romanfiguur kolonel Buendía die figureerde in de onvergetelijke openingszin van de magistrale roman “Honderd jaar eenzaamheid” in 1967: “ Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendía denken aan die lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs”.
Zijn studententijd bracht Gabriel García Márquez door in Bogotá, een kille en koude stad die hij verafschuwde. Toen de universiteit in 1948 abrupt gesloten werd na de moordaanslag op de radicale leider Jorge Eliécer Gaitán, brak Gabriel García Márquez zijn rechtenstudie voorgoed af en begon hij te werken als journalist .
Hij ontwikkelde zich snel tot sterjournalist en maakte furore met het bloedstollende “Verhaal van een schipbreukeling” over Velasco die dagenlang op een vlot dobberde nadat hij op 28 februari 1955 tijdens een storm samen met zeven anderen overboord was geslagen van de torpedojager Caldas van de Colombiaanse marine. De haaien kwamen elke middag om vijf uur de vlot van Velasco omcirkelen. Voor dit journalistiek verslag in de krant “El Espectator” interviewde Gabriel García Márquez de schipbreukeling Velasco twintig dagen lang vier uur per dag.
Als schrijver maakte hij in 1955 zijn debuut met de novelle “Afval en dode bladeren”. In hetzelfde jaar vertrok Gabriel García Márquez als correspondent naar Europa. Het was een ongewisse en vaak armoedige tijd. De een na de andere krant kreeg een verschijningsverbod in Colombia en hij moest een tijdje in zijn levensonderhoud voorzien als nachtclubzanger.
Na twee-en-half jaar keerde hij terug, trouwde met Mercedes Barcha en werd tijdschriftredacteur in Caracas. Na de omverwerping van het Batista regime in Cuba in 1959 ging hij werken voor het Cubaanse persagent Prensa Latina. Zijn warme band met Fidel Castro zou zijn heel leven blijven bestaan. Na twee jaar gewerkt te hebben voor Prensa Latina vestigde hij zich in als redacteur, reclamemaker en scenarioschrijver.
Doorbraak
Na de publicatie in 1962 van zijn debuutroman “Het kwade uur” kwam in 1967 zijn literaire doorbraak met “Honderd jaar eenzaamheid”, een verrukkelijke familieroman die de lezer weet te betoveren met zijn fantastische verhalen en fascinerende figuren. De familie Buendía staat centraal in deze roman die zich afspeelt in Macondo.
Zijn eerder werk dus de twee novelles “Afval en dorre bladeren” (1955) en “De kolonel krijgt nooit post” (1961) en de roman “Het kwade uur” (1962) worden beschouwd als vingeroefeningen voor dit meesterwerk.
Het duurde acht jaar voordat “De herfst van de patriarch”, de opvolger van “Honderd jaar eenzaamheid”, in 1975 verscheen. Maar dit vlijmscherpe portret van een eenzame dictator viel tegen na het sprankelende “Honderd jaar eenzaamheid”.
In 1981 verscheen “Kroniek van een aangekondigde dood”, zijn vierde roman. Deze indrukwekkende korte roman die gebaseerd is op een waar gebeurd verhaal is eigenlijk een synthese van literatuur en journalistiek. Het heeft een sobere feitelijke sfeer vergeleken met het uitbundige, burleske en carnavaleske karakter van “Honderd jaar eenzaamheid”. Het was een noodlotstragedie. De tweelingbroers Pablo en Pedro Vicario moesten wraak nemen op Santiago Nasar die hun zus Ángela zou hebben onteerd waardoor zij in de huwelijksnacht werd verstoten door haar echtgenoot Bayardo San Román omdat zij geen maagd meer was en de familie Vicario daardoor te schande had gemaakt. De broers hadden helemaal geen trek in eerwraak, maar tegen hun zin in, sloeg het noodlot toe, en vermoordden ze toch hun slachtoffer. Het wonderlijke van deze roman is dat reeds in de eerste zin van de roman duidelijk is dat Santiago Nasar vermoord wordt. Het magistrale van deze roman is dat Gabriel García Márquez op weergaloze wijze de lezer inzuigt in een verhaal waarvan de afloop al bekend is.
Shakira
Vijftien jaar na “Honderd jaar eenzaamheid” kreeg Gabriel García Márquez in 1982 de Nobelprijs voor literatuur. De hele wereld juichte. Eindelijk een Nobelprijs voor een schrijver die niet alleen geliefd was bij critici, maar die ook gretig gelezen werd door een miljoenenpubliek. In zijn toespraak bij de aanvaarding van de Nobelprijs benadrukte hij nogmaals dat realiteit en magie niet te scheiden zijn.
In 1985 wist Gabriel García Márquez opnieuw een megasucces te boeken met “Liefde in tijden van cholera”. De hoofdpersoon in deze vijfde roman van Gabriel García Márquez is de armoedige schrijver Florentino Ariza die de bekoorlijke Fermina Daza het hof maakt, maar zij trouwt met dokter Juvenal Urbino en de schrijver blijft teleurgesteld en met een gebroken hart achter, maar hij geeft zich niet gewonnen. Hij neemt zich voor om te wachten tot de medicus overlijdt om haar dan ten huwelijk te vragen. Het plan slaagt wonderwel. Als Fermina Daza op tweeënzeventig jarige leeftijd eindelijk weduwe wordt vraagt de schrijver, die inmiddels een welvarende scheepsreder is geworden, na “eenenvijftig jaar, negen maanden en vier dagen” zijn geliefde ten huwelijk en wordt zijn vurige hartenwens eindelijk vervuld. Een ontroerend verhaal dus met een “happy end” die later is verfilmd. Javier Bardem speelde de rol van Florentino Ariza in deze film. Shakira zong “Despedida” en het prachtig melancholische “Hay amores” voor de soundtrack van deze film.
Gabriel García Márquez en Curaçao
Gabriel García Márquez had een voorliefde voor Curaçao. Als kind was hij met zijn grootvader op Curaçao op bezoek geweest. Hij was in een schip de haven van Willemstad binnengevaren en was zeer onder de indruk van de Handelskade. Toen hij veel later in Amsterdam op bezoek was, deed de hoofdstad van Nederland hem denken aan Willemstad . In een interview met Jan Brokken (“Zeedrift”, 2009) bekende Gabriel García Márquez dat hij “heimwee had naar Willemstad”. Hij had “heimwee naar de eilanden waarheen hij samen met zijn grootvader zijn eerste reizen had gemaakt aan boord van vrachtschepen”.
Ook in zijn boeken komt Curaçao regelmatig terug. In “Liefde in tijden van cholera” bijvoorbeeld waren er “zeilboten van de smokkelaars uit Curaçao”.
In “De generaal in zijn labyrint” staat Gabriel Garcia Márquez ook stil bij de Curaçaose Generaal Manuel Piar die meevocht in de Venezolaanse onafhankelijkheidsstrijd en die wegens insubordinatie ter dood was veroordeeld omdat hij geweigerd zou hebben om bevelen van Simón Bolívar op te volgen. Gabriel García Márquez schrijft dat Simón Bolívar op de dag dat het vonnis werd voltrokken, zich ver van de executie bevond zodat hij de schoten van het executiepeloton niet zou horen voor de man die een stad wist in te nemen, namelijk de huidige Ciudad Bolivar (oh ironie!), waarin hij ondanks verwoede pogingen niet in geslaagd was.
Slotfase
Veertien jaar na “De herfst van de patriarch” verscheen in 1989 “De generaal in zijn labyrint”. De nadagen van Simón Bolívar hebben Gabriel García Márquez geïnspireerd bij deze zesde roman. Vooral in de Venezolaanse pers was er veel kritiek op dit boek, omdat de critici vonden dat hij eigenlijk een eerbetoon had moeten schrijven voor deze vrijheidsheld.
De romantische tragedie “Over de liefde en andere duivels”, zijn zevende roman, verscheen in 1994. In 1996 verscheen zijn achtste roman “Ontvoeringsbericht”. Deze roman speelt zich af tegen de achtergrond van de keiharde Colombiaanse realiteit waar ontvoeringen schering en inslag zijn.
In 2002 verscheen het eerste deel van zijn memoires “Leven om te vertellen”, en het bevatte de memoires van zijn leven tot zijn vertrek in 1955 naar Europa. In 2004 verscheen zijn teleurstellende negende en laatste roman ”Herinnering aan mijn droeve hoeren”. In 2012 werd bekend dat Gabriel García Márquez aan Alzheimer leed en dat er van hem geen nieuw werk te verwachten valt.
Daags na zijn overlijden werd Mexico Stad getroffen door een aardbeving met de kracht van zeven op de schaal van Richter. Er vielen geen slachtoffers. Deze aardbeving werd als vanzelfsprekend opgevat als de afscheidsgroet van de literaire reus Gabriel García Márquez.